dinsdag 12 maart 2024

CHAVELA VARGAS, DE RAUWE STEM VAN DE TEDERHEID


“Mijn beroemdheid heb ik enkel te danken aan de Azteekse goden”


Door Yurek Onzia


(Dit artikel werd besteld voor een speciale editie van het maandblad Feeling, met als gasthoofdredacteur Pascale Naessens.)




 

De Latijns-Amerikaanse zangeres Chavela Vargas was wat ze in het Engels zo mooi een ‘trailblazer’ noemen: een baanbreker, een wegbereider, een pionier. Tijdens haar stormachtige leven maakte ze als sigarenrokende, tequilaverslindende en in mannenkostuums gehulde lesbienne komaf met genderstereotypen, en groeide met haar présence, affaires en onnavolgbare vertolkingen van getormenteerde levensliederen uit tot een icoon van de populaire latinocultuur van de 20ste eeuw.

 

Geboren in Costa Rica, maar al op haar 14de verkast naar Mexico omwille van de bloeiende entertainmentscène daar, ontpopte Isabel ‘Chavela’ Vargas zich in de jaren 50 en 60 tot de koningin van de rancherasboleros en corridos, Mexicaanse folksongs met de allure van een mini-opera. In deze liedjes over hartzeer, tragedie en vergiffenis, kon ze met haar rauwe stem als geen ander zielsverscheurend tieren en schmieren en de luisteraars onverbiddelijk bij hun nekvel pakken.

 

“Chavela kreeg een haast mythische status door haar vertolking van ‘Macorina’ ”, aldus Marvette Perez, de curator van de afdeling Latijns-Amerikaanse Cultuur & Muziek van het Smithsonian Museum of American Music in Washington, in een interview. “Ik denk niet dat er een lesbischer lied bestaat dat een vrouw kan zingen. In het refrein gaat het van ‘Ponme la mano aqui, Macorina’,  ‘Leg je hand hier, Macorina’. En als ze het lied zong, legde ze er zoveel seksualiteit en verlangen in dat je meteen wist wààr ze over zong, waaròm ze het zong en voor wié ze het zong: een vrouw.”

 

Toen Vargas’ ster in de jaren 50 begon te rijzen beleefde Mexico artistieke hoogdagen op het gebied van film en muziek. Het nachtleven van Mexico City bruiste en sprankelde als Dom Pérignon, met kolkende nachtclubs en wilde dansfeesten en sloten sterke drank. Ook voor Vargas was het leven, op en naast het podium, un gran festejon: één langgerekte party.

 

Een andere klassieker van Vargas was de corrido ‘El Ultimo Trago’ (‘De Laatste Teug’, red.). Daarin bezong ze haar liefde voor de fles en nodigde haar partner van die nacht uit samen met haar te drinken tot de laatste druppel. In het dagelijkse leven daagde de jonge Vargas de heersende Mexicaanse moraal uit door zich te kleden als een man, sigaren te roken en een revolver te dragen (en er op tijd en stond ook mee te schieten). Ze choqueerde de goegemeente door haar openlijke affaires met vrouwen en weigerde koppig het geslacht van het toegezongen voorwerp van verlangen in de liefdesliedjes van Mexico’s bekendste mannelijke songschrijvers te veranderen als zij ze zong. Over haar succes zei ze: “Ik heb alles zelf gedaan. Mijn beroemdheid heb ik aan niemand te danken, enkel aan de Azteekse goden.”



 

‘La Chavela’ stond bekend om haar gezonde seksuele appetijt. Een van haar veroveringen was de bekende Mexicaanse schilderes Frida Kahlo, die haar zou hebben toegefluisterd: ‘Ik leef enkel voor jou en Diego (Riviera, de bekende Mexicaanse artiest met wie Kahlo een turbulent huwelijk had, red.)’. 


Daarnaast had ze een affaire met de bekende industriemagnate en kunstverzamelaar Dolores Olmedo en waren er ook verhalen over avontuurtjes met collega-songdiva Lola Beltràn en filmactrice María Félix. Toen ze in 1957 was uitgenodigd om te zingen op het huwelijk van Liz Taylor en producer Mike Todd in Acapulco zou ze daar Ava Gardner hebben verleid en met haar het bed gedeeld. Er waren ook geruchten, die ze zelf overigens vurig ontkende, dat ze soms boerenmeisjes onder schot meetroonde naar haar slaapkamer.  En tot slot is er het verhaal waar ze zelf graag mee uitpakte, dat ze een geheime relatie zou hebben gehad met ‘de bekendste vrouw van de planeet’. Mogelijk ging het opnieuw over Liz Taylor, maar dat heeft Vargas nooit officieel willen bevestigen en blijft voer voor toekomstige biografen. 


Uiteindelijk eisten het zware drinken, roken en rokkenjagen hun tol. Vargas dronk zoveel dat ze ooit grapte dat er geen fatsoenlijke tequila in Mexico meer over was, omdat zij en haar drinkmaatje, haar ontdekker en de legendarische Mexicaanse songwriter José Alfredo Jiménez (die zelf overleed aan een levercirrose, red.), alles hadden opgedronken.


“De drank tastte eerst mijn keel aan, en daarna mijn leven en al de rest,” onthulde de zangeres in een interview op latere leeftijd.  “Alcohol is een van de slechtste dingen in de wereld. Tabak ook. Ik heb van beide afscheid moeten nemen om mijn kunst te redden.” 


Voor ze tot dat inzicht kwam, was Vargas in 1979 plots uit het openbare leven verdwenen. Iedereen dacht dat ze dood was, maar in werkelijkheid zwierf ze verdoofd en verdwaasd door de alcohol door de straten. De bekende Argentijnse zangeres Mercedes Sosa vertelde aan haar vrienden in die tijd: ‘Als er iemand naar Mexico reist, leg dan een roos op Chavela Vargas’ graf voor mij.”

 

Vargas weet haar excessieve drankgebruik aan haar opvoeding en jeugd in Costa Rica, waar ze werd gepest omwille van haar geaardheid, en haar moeilijke beginjaren in Mexico. Ze beweerde altijd dat ze enkele kippen had gestolen en verkocht om haar busticket naar Mexico te kunnen betalen. Eenmaal gearriveerd, zong ze jarenlang op straat en in het ruige cafécircuit, en moest worstelen om de eindjes aan elkaar te knopen. In haar autobiografie ‘Y Si Quires Saber De Mi Pasado’ (‘Als je vraagt naar mijn verleden’, red.) beschrijft ze haar lange afwezigheid van het publieke toneel en haar gevecht met de drankduivel als haar ’15 jaren in de hel’.

 

Pas in de jaren 90 herrees Vargas als een feniks uit haar as, nadat een arme indiaanse familie die geen benul had van wie ze was haar onderdak had geboden en haar van de drank af hielp. Volgens Vargas werd ze aan het einde van die donkere dagen door de stam waar de familie toe behoorde tot sjamaan gewijd, wat haar later de bijnaam ‘La Chamana’ opleverde. De zangeres schitterde in haar kenmerkende rode poncho al snel als vanouds in de cabarets en concertzalen. 


Ze werd de muzikale muze van de flamboyante Spaanse regisseur Pedro Almodovar, die haar en haar muziek opvoerde in zijn films en haar stem omschreef als ‘la voz aspera de la ternura’, ‘de rauwe stem van de tederheid’. Isabel Preysler, de glamoureuze ex van de Spaanse charmezanger Julio Iglesias, organiseerde in Madrid een groot feest om Varga’s terugkeer te vieren. In een droomscène in ‘Frida’ (het beklijvende biografische drama over Frida Kahlo uit 2002, met Salma Hayek in de hoofdrol, red.) zingt het icoon verkleed als De Dood ‘La Llorona’, een andere evergreen van haar, voor haar voormalige geliefde. 

 

Terugblikkend verklaarde Vargas, die er pas op haar 81ste op de Colombiaanse tv openlijk voor uitkwam dat ze lesbisch was, aan het einde van haar leven in een Amerikaans interview: “Het was niet makkelijk om een lesbienne te zijn in het Mexico van de jaren 50 en 60. Ik heb het gevecht moeten aangaan met alles en iedereen, om iets van mezelf te maken en, uiteindelijk, te zegevieren.”

 

De legendarische ranchera-zangeres stierf op 5 augustus 2012 in het Mexicaanse Cuernavaca aan ‘een meervoudig orgaanfalen’, enkele dagen na een bezoek aan Spanje voor een hommage aan de dichter Federico Garcia Lorca. Ze was 93. Haar laatste woorden waren ‘Ik ga met Mexico in mijn hart’. De volgende dag bracht de koningin van de bohémiens van Plaza Garibaldi, het centrum van de traditionele Mexicaanse muziek in Mexico City, voor de laatste keer een bezoek aan haar geliefde plein, waar haar lichaam werd bezongen door een leger van mariachimuzikanten.







maandag 11 maart 2024


PIETER THYSSEN REIST TUSSEN FILOSOFIE EN FYSICA

 

“Een teletijdmachine? Slechts een kwestie van tijd"


Door Yurek Onzia


(Dit interview verscheen eerder in dS Weekblad van 23-4-2016. Deze versie is de director's cut.)




                                                Foto uit ds Weekblad. Fotograaf: Jimmy Kets.

 

“Ik had je graag mijn teletijdmachine getoond, maar die zit jammer genoeg nog in de planningsfase”, grapt Pieter Thyssen als ik hem contacteer. Nadat hij aan de KUL eerst succesvol doctoreerde in de scheikunde (onderwerp: de tabel van Mendelejev), geeft hij er momenteel als assistent hoorcolleges aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte en werkt aan een tweede doctoraat over tijdreizen en tijdreisparadoxen binnen de filosofie van de fysica. Dat leverde hem al de publieksprijs op de Science Slam van de KUL en Radio 1, en passages op Canvas (‘Wetenschap Redt de Wereld’), Radio 1 (‘Touché’) en Eén (‘Iedereen Beroemd’). 

 

Een eigen labo heeft hij niet. 'Heb ik ook niet echt nodig', zegt de toekomstdenker.  “Voor mijn onderzoek heb ik enkel pen en papier nodig, en af en toe een schoolbord”. Dus treffen we elkaar in de Noir Coffeebar, een druk beklante en gezellige zaak in de Naamsestraat die op dit tijdstip van de dag voornamelijk wordt bevolkt door studenten.  


De locatie blijkt geen toeval, want de bar is tevens Thyssens werkplek en de boomlange tijdreiziger in spe is een zelfverklaard koffieverslaafde. “Niet verslaafd aan de cafeïne, maar aan de smaak en de geur. De perfecte bonen, de perfecte branding, het zetten van de koffie: ook dat is een scheikundig experiment. Ik hoop ooit nog eens naar Ethiopië te trekken, het land met de beste koffies ter wereld.” Maar genoeg over de wondere wereld van de koffieboon: tijd voor tijdreizen, Albert Einstein, grootvaderparadoxen en teleportatie. Beam me up Scotty

 

Pieter Thyssen: “Mijn doctoraatsonderzoek gaat in op een aantal fundamentele vragen over de kwantummechanica (natuurkundige theorie die handelt over het gedrag van materie en energie met interacties van kwanta op atomair en subatomair niveau, red.). En meer bepaald op de vraag hoe wetenschappers naar het concept tijd kijken en hoe tijd wordt beschreven in de wetenschappelijke theorieën. Tijdens mijn onderzoek stootte ik op een paper van Seth Lloyd, een MIT-professor die in 2010 een briljant kwantumteleportatie-experiment uitvoerde. In plaats van een deeltje van punt A naar punt B te teleporteren, slaagde hij erin om een foton een fractie van een seconde van het heden terug naar het verleden te teleporteren. 


Op die manier bouwde hij dus een kleinschalige teletijdmachine, die volstond om bepaalde tijdreisparadoxen in het verleden te ensceneren. Dat sprak meteen tot mijn verbeelding. Je moet weten: tot nu toe is het onderzoek op het gebied van tijdreizen zuiver theoretisch van aard. De meest plausibele manier om ooit een teletijdmachine te bouwen is via een wormgat (een hypothetische mogelijkheid om binnen de ruimtetijd sneller dan het licht te reizen tussen twee ‘werelden’ via een korte weg of tunnel, het zogenaamde ‘wormgat’, red.). Maar dat zullen we de eerste paar honderd jaar nog niet kunnen verwezenlijken. 


Echt empirisch-experimenteel spelen met tijdreizen en de mogelijke tijdreisparadoxen zit er dus niet onmiddellijk in. Tot Seth Lloyd met die doorbraak op de proppen kwam, opperde om de wormgaten even te vergeten en het via de kwantummechanische weg te proberen. Dat vroeg om een diepgaandere filosofische reflectie, vond ik. Is hij er écht in geslaagd om iets naar het verleden te teleporteren, of is het enkel een simulatie? Vertelt het ons nieuwe dingen? En is het in strijd met wat Albert Einstein vertelt? Er bestaat namelijk een spanning tussen het concept tijd in de kwantummechanica en in de speciale relativiteitstheorie van Einstein. En die spanning probeer ik vanuit filosofische reflecties te belichten, om er een harmonie in te vinden.”

 

Wat behelst die spanning precies? 

 

“We hebben allemaal intuïtief het gevoel dat we nù leven en dat het heden het enige is dat echt bestaat. Wel: Einsteins speciale relativiteitstheorie stelt dat intuïtieve beeld van de tijd en hoe wij de tijd aanvoelen in vraag. Hij zegt dat niet alleen het heden echt bestaat, maar ook het verleden en de toekomst. 


Je kan dat uitleggen via het voorbeeld van een speelfilm. Tijdens het bekijken van de film vormen de beelden die je ziet het heden van het verhaal, de beelden die je hébt gezien het verleden en diegene die je nog niet zag de toekomst. Maar in werkelijkheid zijn alle beelden sinds ze werden gedraaid al op de filmrol aanwezig en bestààn zowel begin, midden als einde, en is het ene niet echter dan het andere. Het onderscheid is louter het resultaat van het feit dat je de filmrol in één richting en beeld voor beeld bekijkt. 


Op exact dezelfde wijze is het verjaardagsfeest dat ik vierde als driejarige nog altijd even reëel als het gesprek dat wij nu voeren. En ook: een collega van mij woont in Argentinië. Maar het is niet omdat zij ergens anders in de ruimte is, dat ze minder echt is. Of nog: mijn oma is een paar jaar geleden gestorven. Maar het is niet omdat ze ergens anders in de tijd is, dat ze niet langer bestaat: als ik 20 jaar terugga in de tijd is ze wel degelijk daar en even echt als wij twee hier.”

 

Het beeld van de filmrol sluit aan bij wat wetenschappelijk het ‘blokuniversum’ wordt genoemd. 


“Ja, in die zienswijze bestaan er dus geen verleden, heden en toekomst, maar is er een soort van statische eeuwigheid. Die is gedetermineerd: alles ligt vast tot in de kleinste details, zoals het filmverhaal al vastligt op de filmrol. Die benadering noemen we het ‘eternalisme’ - het gelijkwaardig bestaan van verleden, heden en toekomst. De spanning nu wordt veroorzaakt door de standaardinterpretatie van de kwantummechnica. Want die houdt vast aan het intuïtieve beeld dat wij hebben van de tijd. Die zienswijze noemen we het ‘presentisme’. Je ziet het: er is een fundamenteel conflict tussen die twee. Vandaar dat we zoveel koffie nodig hebben. (lacht)”

 

Het leidt ons naar een andere spanning: die tussen het waarneembare en het niet-waarneembare. En die tussen wetenschap en mystiek. 


“Je wordt daar als wetenschapper sowieso mee geconfronteerd. En als filosoof nog meer. Waarom neem ik astronomie serieus en astrologie niet? Waarom hebben we vertrouwen in de evolutieleer en niet in het creationisme? Er is wel degelijk een essentieel verschil tussen die twee, maar het is niet altijd makkelijk om daar je vinger op te leggen. Zelf ben ik een naturalist: ik ga er vanuit dat alles in deze wereld een natuurlijke verklaring heeft, en dat we geen nood hebben aan bovennatuurlijke verklaringen. Dat neemt niet weg dat er plaats is voor creativiteit en intuïtie. De wetenschap is een logisch-wiskundig spelletje, maar toch laat ze ruimte voor het intuïtieve-creatieve. Filosofie en wetenschap overvleugelen elkaar voortdurend. Dat vind ik belangrijk om aan te stippen. Je merkt dat het sterkst bij de vaders van de kwantummechanica. Niels Bohr, Albert Einstein, Werner Heisenberg, Erwin Schrödinger, Max Planck: die mannen waren ongelooflijk geschoold, niet alleen in de wetenschap maar ook in de filosofie. Heisenberg las Plato in het Grieks, Schrödinger had een sterke interesse in de oosterse filosofie, Bohr was beïnvloed door de Deense filosoof Sören Kierkegaard, en ook Einstein kende zijn filosofie maar al te goed: ze hadden een enorme bewondering voor elkaars veelzijdigheid. Ze voelden ook aan dat ze de kwantummechanica niet konden uitbouwen op een louter wetenschappelijke basis, er was een filosofische component nodig.


Het heeft niet zo erg lang geduurd om te komen tot het wiskundige formalisme van de kwantummechanica: in 1925 hadden we dat, en wisten we hoe we alles wiskundig moesten berekenen en uitschrijven. 


Maar dat is maar één stap. De volgende stap is: wat vertelt dit formalisme ons nu over de werkelijkheid? Als ik een superpositie neerschrijf van een elektron dat zich hiér en dààr bevindt, wat zegt me dat over de werkelijkheid? Is dat elektron echt hier en daar tegelijkertijd, of hoe zit dat precies? Die interpretatie van de kwantummechanica bleek ongelooflijk moeilijk te zijn en is dat nog steeds. En het is de reden waarom er nog steeds zoveel onderzoek naar gebeurt en er zoveel discussies waren tussen de geestelijke vaders ervan, toen en vandaag nog steeds. Omdat het zeer tegenintuïtieve dingen vertelt over de werkelijkheid, die indruisen tegen het gezonde verstand. Het is een van de mooie voorbeelden die aantonen dat wetenschap niet zonder filosofie kan.


Zo komen we ook bij een crisis in de moderne wetenschap. Theoretisch kan je op een bepaald moment nog steeds verder, maar het is empirisch niet meer toetsbaar en dat is uiteindelijk toch een van de kenmerken van de wetenschappelijke methode: de wereld intrekken en aan de hand van experimenten kijken wat iets waard is. Er is onlangs een groot congres geweest met de reuzen uit het veld van de fysica en de filosofie waar die crisis besproken werd en waar de vraag werd gesteld hoe het verder moet met de wetenschappelijke methode als we op een punt komen waar wetenschap niet langer empirisch toetsbaar is. Zonder die empirische ondersteuning wordt het moeilijk. En ik denk dat daar de filosofen de komende jaren een enorme rol te spelen hebben en kunnen helpen."

 

Hoe zou je als wetenschapsfilosoof zelf het begrip tijd definiëren?


“Het antwoord van de Amerikaanse fysicus John Archibald Wheeler, één van de wetenschappelijke giganten van de vorige eeuw die de begrippen ‘wormgat’ en ‘zwart gat’ bedacht, was: ‘Time is what keeps everything from happening all at once’. Dat resoneert wel bij mij. Het maakt dat niet alles wordt samengeperst tot één moment en dat je kan genieten van een muziekstuk dat zich ontwikkelt in de tijd. Of van een kop koffie en dat de smaak ervan even blijft hangen. Een andere uitspraak die me aanspreekt, is die van Augustinus, de filosoof-theoloog uit de Oudheid: ‘Als niemand me vraagt wat tijd is, weet ik het perfect. Maar als je ’t me vraagt, weet ik het niet meer.’ Dat klopt: vanaf het moment dat je over tijd begint na te denken, raak je in moeilijkheden. Tijd is tegelijk een heel intuïtief en tegen-intuïtief concept. En dat maakt het boeiend. Het is één van de redenen waarom de aard van de tijd nog steeds een van dé onderzoeksvragen is in de moderne wetenschap.

 

Neem nu de zogenaamde pijl van de tijd. Waarom loopt alles van het verleden naar de toekomst? We worden jong geboren en sterven - hopelijk - oud.. Een rauw ei bak ik tot ik een omelet heb. Maar je kan een omelet niet ‘ontbakken’. Een heleboel processen die we waarnemen in de natuur hebben een duidelijke directionaliteit en ononomkeerbaarheid. Dat is de pijl van de tijd: dingen gaan in een bepaalde richting, van het verleden naar de toekomst, het omgekeerde gaat niet. 


Maar waar komt die pijl vandaan? Waarom kunnen we in de ruimte vrij van voor naar achter en van links naar rechts lopen, maar moeten we in de tijd altijd verplicht éénrichtingsverkeer volgen? Als je daarover nadenkt, komt tijdreizen opnieuw op tafel. Zouden we de tijd kunnen omkeren? En wat als we erin slagen terug te keren op onze stappen? Maar als je vraagt of tijdreizen naar het verleden kan, moet het verleden natuurlijk eerst bestaan. Dat lijkt dus makkelijker binnen Einsteins beeld van het eternalisme en het blokuniversum, maar al veel ingewikkelder binnen het presentisme van de kwantummechanica, dat zegt dat het verleden voorbij is en niet langer bestaat.”

 

Theoretisch-wetenschappelijk kan tijdreizen dus wel degelijk?


“De mens droomt al honderden jaren van tijdreizen en de eersten die dat idee hebben geopperd waren de science fiction-schrijvers, zoals de Britse schrijver H.G. Wells. De wetenschap zei echter dat het onmogelijk was. Tot Einstein, want zijn beschrijving van hoe ruimte en tijd in mekaar zitten, laat het toe een tijdreisscenario op te zetten. Dus, nee: een teletijdmachine zou niét ingaan tegen de wetten van de natuur. (lacht). Misschien breekt de dag dus ooit wel aan dat sciencefiction science fact wordt. Helaas opent Einsteins visie ook de deur voor een heleboel tijdreisparadoxen. Als je terug kan naar het verleden, kan je de geschiedenis dan herschrijven? Je verzeilt snel in situaties die logisch incompatibel zijn.” 

 

'Met teleportatie kun je een veiliger kwantuminternet creëren. Als je info verplaatst zonder dat ze moet reizen, kan ze ook niet gehackt worden'


Zoals? 


“Bekend is de grootvaderparadox. Stel: je springt in je teletijdmachine, reist terug naar het verleden en komt je grootvader tegen als kleine jongen. Een soort van ‘Back To The Future’-scenario (filmtrilogie van Steven Spielberg over tijdreizen, met in de hoofdrol Michael J. Fox, red.) als het ware. Je kan dan onschuldig gaan voetballen met je opa. Maar stel dat je in een rotbui bent, plots een geweer bovenhaalt en hem zonder pardon neerschiet: dan ontstaat er een tijdreisparadox. Je grootvader is immers dood. Hij groeit niet meer op tot de jongeman die met je grootmoeder is getrouwd. Die twee krijgen ook geen kinderen meer, één van je ouders wordt dus niet langer geboren. En jij ook niet. Dus je verdwijnt als resultaat van het doodschieten van je grootvader. Mààr: als jij niet meer bestaat, hoe kon je dan ooit naar het verleden reizen om je opa neer te schieten? Misschien is hij dus niet vermoord, bestaat hij nog wel. En àls hij bestaat, dan besta jij ook! (lacht) Je krijgt een volledig inconsistent verhaal. Maar het zijn scenario’s die mogelijk lijken. Leuk voor een Marty Mcfly-achtige film (het personage van Michael J. Fox  in ‘Back To The Future’, red.), maar een groot probleem voor de wetenschap.

 

Voor de grootvaderparadox bestaan er drie mogelijke oplossingen. Stephen Hawking zegt: ‘Het feit dat dergelijke doemscenario’s potentieel mogelijk zijn, is reden genoeg om aan te nemen dat tijdreizen onmogelijk is’. Lees: als Einstein of de kwantummechanica claimt dat het mogelijk is, is er iets fout met Einstein of de kwantummechanica. 


Dan is er een minderheid die zegt: ‘Tijdreizen is wel mogelijk. Je kan naar het verleden, maar je zal er niet in slagen je opa te vermoorden. Het feit dat jij hier vandaag zit is het levend bewijs dat je opa zijn jeugd heeft overleefd.’ Dus wat je ook probeert: de natuurwetten zullen op een zodanige manier samenzweren dat je faalt. Misschien glijd je uit over een bananenschil, poept er net een vogel in je oog of krijg je spijt. Het punt is dat je altijd zal falen omdat je altijd hebt gefaald. Je kan dus naar het verleden, er aan deelnemen en er een actieve rol in spelen, maar de geschiedenis herschrijven kan je niet. Zie ook: het blokuniversum. Je hebt je speelfilm en kan daar niets meer aan veranderen, want hij bestaat al. 


De derde en wildste piste spreekt de tweede volledig tegen. Ze zegt dat je naar het verleden kunt en je grootvader zonder probleem kan vermoorden, maar als dat gebeurt splitst het universum zich in twee parallelle universa en heb je dus niet je eigen biologische opa vermoord, maar een parallelle opa in een parallel universum. Die uitleg wordt vooral serieus genomen in een van de interpretaties van de kwantummechanica die zegt dat bij elke actie het universum zich splitst in parallelle universa. Dus: als ik een dobbelsteen gooi, zie ik hier dat de uitkomst van mijn worp 2 is. Maar in werkelijk heid heeft het universum zich op dat moment gesplitst in 6 parallelle universa en is er in elk van die universa ook een andere uitkomst. Alles wat mogelijk kan gebeuren, gebeurt dus wel degelijk in het ene of andere parallelle universum.”

 

Ik hoorde je onlangs op de radio vol passie spreken over een teleportatie-experiment van de Oostenrijkse kwantumfysicus Anton Zeilinger.


"Het onderzoek naar kwantumteleportatie staat nog in haar kinderschoenen, maar de ontwikkelingen volgen elkaar razendsnel op. Zeilinger slaagde er in 2012 in om een lichtdeeltje, een foton, te teleporteren over een afstand van 144 kilometer, tussen twee reuzetelescopen op de Canarische Eilanden La Palma en Tenerife, een beetje volgens het principe van ‘Beam me up, Scotty’ in ‘Star Trek’ (de legendarische Amerikaanse scifi-serie, red.). De sleutel tot teleportatie is het idee van verstrengeling, een van de fundamentele eigenschappen in het kwantumuniversum: wanneer twee deeltjes met elkaar interageren, geraken ze verstrengeld. Ze delen dan een onzichtbare, maar haast magische binding met elkaar. Stel dat je het ene deeltje hier zou beginnen kietelen, dan zou het andere aan de andere kant spontaan beginnen te lachen. De verstrengeling tussen hen kan als een soort communicatiekanaal worden gebruikt, langswaar informatie kan worden verstuurd van het ene deeltje naar het andere. Via dat ogenblikkelijke contact tussen die deeltjes kunnen we de informatie die we willen teleporteren van punt A, La Palma, naar punt B, Tenerife, krijgen. En dat is Zeilinger dus gelukt."


In Star Trek zie je kapitein Kirk in de teleporter stappen en mist opkringelen, waarna hij op een vreemde planeet weer verschijnt. Realistisch? 

 

"Dat is teleportatie van materie. Bij kwantumteleportatie teleporteren we enkel informatie. Daarvoor hebben we een toestel nodig dat het midden houdt tussen een faxmachine en een 3D-printer. Wie zichzelf wil teleporteren, moet dus eerst een scan maken van de blauwdruk van zijn lichaam, met alle info over waar welk atoom zich bevindt. En die info wordt ‘gefaxt’ naar een ander punt en daar gebruikt om een exacte replica te bouwen, via die 3D-printer. In het specifieke geval van dat foton: de info van foton A wordt gemeten, geteleporteerd en dan overgedragen op foton B, zodat we een identieke kopie creëren van foton A dat zich op het eerste punt bevindt. Mochten we dat met een mens doen, zou tijdens die scan alle structuur die jou maakt tot wie jij bent, verloren gaan. Aan de ene kant blijft er een hoopje stof achter, aan de andere kant wordt een volledig nieuwe replica van jou geboetseerd. Het origineel wordt dus vernietigd en de replica wordt het origineel. Ben jij dat dan nog, of een kloon? Dat is ook een filosofische vraag. 


Maar het spreekt natuurlijk tot de verbeelding, omdat we allemaal hopen dat we op een dag in een teleporter kunnen stappen, verdwijnen en daarna rustig uitstappen in pakweg New York. Helaas: jezelf naar The Big Apple flitsen zit er nog niet in. Maar dat is ook niet de drijfveer achter Zeilingers onderzoek. De reden waarom hij kwantumteleportatie onderzoekt is dat als we ooit kwantumcomputers kunnen bouwen de communicatie daartussen zou kunnen gebeuren via teleportatie. Met teleportatie kun je een veiliger kwantuminternet creëren. Als je info verplaatst zonder dat ze moet reizen, kan ze ook niet gehackt worden.”

 

Naast wetenschap is muziek je andere grote liefde. Van je held Einstein is bekend dat hij graag naar de viool greep als hij vastzat met een probleem.


“Je ziet bij meerdere wetenschappers dat ze naar een instrument grijpen als ze vastzitten. Einstein ging in zijn keuken viool spelen en vervolgens kwam de oplossing op bijna magische wijze opborrelen. Ik merk als ik piano speel ook dat de pure ratio even loslaten en je verliezen in muziek goed werkt. De Franse wiskundige Henri Poincaré speelde geen muziek als hij vastzat, maar ging wandelen. Niet een uurtje, maar een paar dagen. Hij schreef daar een prachtige paper over, over het belang van je gemoed wat rust te geven en het onderbewuste het werk te laten doen.”

 

Je bent zelf wetenschapper maar hebt in interviews al eens gezegd dat je een probleem hebt met de term ‘wetenschappelijk bewezen’. Waarom?


“Wat mij een groot vertrouwen inboezemt in de wetenschap is niet de zekerheid, maar de onzekerheid. En dat we dus ook bereid zijn onze meest geliefkoosde theorieën in de vuilnisbak te kieperen als dat nodig is. Ik ben een Einsteinfan. Maar als uiteindelijk blijkt dat hij het bij het verkeerde heeft, moeten zijn theorieën op de schop. Dat zou een revolutie betekenen, maarhet is in de geschiedenis van de wetenschap al vaker gebeurd, en het is ook haar kracht. Het zou goed zijn als iedereen kon toegeven dat we nooit ergens 100 procent zekerheid in zullen vinden: noch in de wetenschap, noch in de religie, noch in een of andere mystieke openbaring. Laten we een open geest bewaren en vragen blijven stellen.”


Volgens de Amerikaanse kwantumfysicus David Bohm maakt alles - ook wij mensen - deel uit van een groter geheel. Hij zei ooit: ‘Er is een impliciete orde, met een niveau van werkelijkheid dat niet alleen boven onze normale, alledaagse gedachten en waarnemingen uitstijgt, maar boven elk beeld van de realiteit dat de wetenschappelijke theorieën ons bieden.’  Of nog: de wetenschap wordt begrensd door onze vijf bekendste zintuigen en de wereld is complexer dan we op dit moment wetenschappelijk kunnen aantonen.


"Het belang van mysterie! Het is misschien wel de belangrijkste component van eender welk onderzoek. In de wetenschap, maar ook in de muziek of de kunst, is het een fundamentele drijfveer. Ik denk dat Einstein ook ooit heeft gezegd ‘Wie niet meer verwonderd kan zijn, is eigenlijk zo goed als dood, want zijn ogen zijn gesloten’."


Een andere uitspraak van Einstein: 'Het belangrijkste is niet te stoppen met vragen stellen, nieuwsgierigheid heeft zijn eigen bestaansrecht. Je kunt niet anders dan vol ontzag zijn als je nadenkt over de mysteries van de eeuwigheid, van het leven, van de wonderbaarlijke structuur van de werkelijkheid. Het volstaat als je probeert elke dag een beetje van dit mysterie te begrijpen'. 


“Ja, de nieuwsgierigheid en de voortdurende verwondering als drijfveer. Vragen blijven stellen, nooit iets als vaststaand aannemen. Ik ben ervan overtuigd dat als je een kinderlijke verwondering kan bewaren je grote dingen kan verwezenlijken. Zoals elke wetenschapper en filosoof die bezig is met een diepgaand onderzoek als dit waar niet meteen een praktische component aan verbonden is, hou ik van de zoektocht naar kennis en naar hoe de wereld in mekaar zit. En van nieuwe inzichten verwerven die ons hopelijk verder helpen met het behandelen van de moeilijke vragen. 


Weet je: je kunt niet anders dan vol ontzag zijn als je nadenkt over de mysteries van de eeuwigheid, van het leven, van de wonderbaarlijke structuur van de werkelijkheid. Het volstaat als je probeert elke dag een beetje van dit mysterie te begrijpen. De verwondering helpt me daarbij. Maar ik vrees dat veel mensen die verwondering kwijt zijn. We staan er niet meer bij stil dat we hier wel als bewust en zelfdenkend wezen rondlopen, maar dat we slechts een klein puntje zijn in een immens universum. Da’s nog een reden waarom ik zo’n vertrouwen heb in de wetenschap. Veel van wat ze ons vertelt is niet echt mooi, hé. De nietigheid van de mens ten opzichte van de kosmos, het is een vrij kille boodschap. En tijdreizen of niet: als de mensheid morgen met een vingerknip verdwijnt, blijft het universum bestaan. De natuurwetten gaan daar heus niet onder lijden. Die boodschap is dus niet altijd even vrolijk. Maar ze zet ons wel met onze beide voeten op de grond en maakt ons nederig. Dat lijkt me belangrijk in deze turbulente tijden.”

 

Om af te sluiten in het hier en nu: naar welk moment in de tijd zou je zelf reizen, mocht het kunnen?


“Naar de première van de Negende Symfonie van Beethoven op 7 mei 1824 in het Kärtnertortheater in Wenen. Ik zou gaag zien en meemaken hoe hij daar, volslagen doof, voor dat magnifieke orkest staat. Maar mijn àllergrootste droom is terugreizen naar het Jura-tijdperk en de dinosaurussen zien. Onlangs was ik in het Natural History Museum in Londen en in de inkomhal stond er geraamte van een diplodocus. Dat die dieren ooit op aarde hebben geleefd: ongelooflijk!”

 

 


Foto uit ds Weekblad. Fotograaf: Jimmy Kets.



maandag 18 mei 2020

MEESTER-ACUPUNCTURIST JOS STRUELENS, INMIDDELS VOLLEDIG GEREHABILITEERD

"Toen ik in de jaren 60 begon, dacht iedereen dat ik gek was!"   

  

Door Yurek Onzia

(Dit interview verscheen eerder in Psychologies, editie juni 2016. Deze versie is de director's cut.)


Al meer dan 48 jaar is Antwerpenaar Jos Struelens actief als acupuncturist. Als zoon van een judoleraar werd hij van kindsaf ondergedompeld in de Oosterse cultuur en kan hij als geen ander tekst en uitleg geven bij hoe er in de wereld van de Traditionele Chinese Geneeskunde naar het lichaam wordt gekeken.
“Ik ben ondergedompeld in de oosterse cultuur vanaf mijn zevende, ondertussen alweer zo’n 69 jaar geleden. Mijn vader richtte na de oorlog een eigen judoclub op, waar altijd wel een aantal Japanners rondhingen. Zo ontstond mijn link met het Oosten en Japan, maar ook met China. De Japanners horen het niet graag, maar China is nu eenmaal de bakermat van de Aziatische cultuur, alle Aziaten borduren verder op de Chinese traditie. Door de lichamelijke letsels die ik opliep op de judotraining, belandde ik bij een Japanse aikido-specialist die ook aan acupunctuur deed en bij wie ik een paar jaar privéles volgde. Het was de bedoeling dat ik daarna samen met hem naar Japan zou reizen om mijn opleiding te voltooien, maar op een koude winternacht is hij met zijn auto en enkele andere inzittenden tegen een boom geknald. Vastbesloten als ik was, ben ik op mijn 23ste dan alleen naar Japan getrokken en heb er 5 jaar gestudeerd. We spreken over 1963, er was nog geen sprake van Engelse cursussen in Japan. Gelukkig had ik via privélessen het Japans al redelijk onder de knie. Nadien ben ik blijven verder studeren in China en Korea, en heb aanvullende cursussen gevolgd bij Chinese specialisten in Engeland, Amerika en België. Ik ben met mijn praktijk begonnen in 1968, dat maakt dus dat ik ondertussen dus 48 jaar bezig ben."

Laten we beginnen bij het begin: wat is acupunctuur?

“Acupunctuur is een tak van de Traditionele Chinese Geneeskunde, de oudste constant beoefende geneeswijze die meer dan 3000 jaar oud is en ontsproten is aan het taoïsme (Chinese filosofische en religieuze stroming, die gaat over ‘hoe te handelen in het leven’ en die ervanuit gaat dat alles zich in een perfecte harmonie bevindt die in voortdurende verandering is, red.). De acupunctuurtherapie bestaat erin om in bepaalde energiekanalen, in het Westen ‘meridianen’ genoemd, op bepaalde therapeutische punten een fijne naald te steken. De behandeling kan preventief, bij acute pijnen of problemen, of post-operatief worden toegepast, maar het doel is altijd om de mens ‘beter te maken’. In onze contreien raakte acupunctuur bekend door George Soulié de Morant, een Franse diplomaat die tijdens zijn lange verblijf in China de Chinese taal leerde en veel van de lokale cultuur overnam. 

De Morant had het geluk om van een oude Chinese meester de beginselen van de acupunctuur te mogen leren - een bijzondere eer omdat de Chinezen er niet tuk op waren om die hoogaangeschreven oude kennis door te geven aan niet-Chinezen. Toen hij terugkeerde naar Frankrijk bundelde hij z’n kennis in een boek en begon omstreeks 1929 acupunctuur-onderricht te geven.

In het Westen praten we meestal alleen over acupunctuur, maar eigenlijk gaat het om acupunctuuur, kruidentherapie én moxatherapie. Omdat er in die tijd buiten China echter geen moxa en Chinese kruiden voorhanden waren, had men het in Europa altijd alleen over acupunctuur. Moxa is een begeleidende hittetherapie die na de acupunctuurbehandeling door de patiënt thuis zelf kan worden toegepast door bestraling met de gloeiende punt van de moxastift. De hitte dringt diep door in de vezels en helpt zo de genezing verder te bevorderen. 

In de Chinese visie op ziekte is het belangrijk dat de mens zichzelf actief in zijn genezingsproces inschakelt en zijn ziekte niet louter ondergaat, maar er zich van bewust is en participeert in het herstel. Een bijkomende reden is dat de patiënt op die manier minder behandelingen nodig heeft en goedkoper af is.”

Hoe verloopt de moxabehandeling?  
                                        
“De behandelde acupunctuurpunten worden na de behandeling gemarkeerd met een alcoholstift. Die punten worden nadien thuis vanop een centimeter afstand ‘bestraalt’ met de warmte van de gloeiende punt van een moxastift. Zo’n stift bestaat volledig uit fijngemalen en gedroogd bijvoetkruid, ook bekend als artemesia vulgaris. De naam ‘vulgaris’ heeft dit kruid te danken aan het feit dat het in het Westen nooit werd gebruikt in de farmacie, het werd en wordt beschouwd als een onkruid. Het unieke van bijvoet is echter dat het konisch brandt, waardoor een brandende moxastift automatisch uitloopt op een punt. Daardoor dringt de hitte, ook al is zo’n stift doorgaans slechts anderhalve centimeter dik, heel diep door in onze vezels en dat geeft de beste therapeutische werking. Als het in Europa over acupunctuur gaat, wordt het moxaluik vaak vergeten. In Amerika en Canada werden de twee therapieën van in het begin in één adem vernoemd, omdat er destijds in California en in het westen van Canada nogal wat Chinese gastarbeiders actief waren. Dat waren de zogenaamde blue ants die de spoorwegen hielpen aanleggen. En natuurlijk brachten ze ook hun cultuur en achtergrond mee. Vandaar dat acupunctuur en moxa, en ook kruidentherapie, in de VS en Canada altijd hand in hand gingen en gaan, zoals in de Traditionele Chinese Geneeskunde gebruikelijk is.
Moxatherapie kan ook rechtstreeks worden toegepast op zout, gember, look of andere kruidenpreparaten. In dat geval worden die op de huid gelegd en wordt de hitte van de punt van de moxastift doorheen de schijf gember gestraald. Afhankelijk van de te behandelen kwaal wordt er een ander kruid gebruikt. Bij paralyses zullen we bijvoorbeeld eerder gember gebruiken, omdat dat een yang-kruid is (meer over yin en yang, zie hieronder, red.) en omdat de specifieke yang-eigenschap van dat kruid, die nodig is om een paralyse te behandelen, door de hitte nog extra wordt versterkt.”                                                                                   
Kunt u iets vertellen over de ontstaansgeschiedenis van de acupunctuur?                                                                                            
“Naar goede Chinese traditie bestaan daar een hele hoop legenden over. Zo is er een bekend verhaal van een troep Chinese krijgers die door vijandelijke pijlen werden getroffen maar toch niet stierven en genazen, omdat ze met acupunctuur werden behandeld. Een fabeltje, want de Chinezen hadden in die tijd al enorm performante voet-en kruisbogen. En wie ooit een Chinese pijl van dichtbij heeft gezien, weet dat het onmogelijk is om zo’n pijlenbombardement te overleven. Vijftig jaar geleden hebben archeologen in het zuiden van China in een oud prinselijk graf wel een aantal intacte boeken, die met de overledene waren meegegeven met het oog op een volgend leven, gevonden die een massa interessante voedingsvoorschriften bevatten. Sindsdien wordt er steeds vaker vanuit gegaan dat de Traditionele Chinese Geneeskunde, waar de acupunctuur deel van uitmaakt, zijn ontstaan vanuit een stokoude voedingstherapie. 
Ongetwijfeld was die een therapie gevolg van het befaamde Chinese yang sheng fa, waarbij yang staat voor ‘verzorgen’ of ‘onderhouden’, sheng voor ‘leven’ en fa voor ‘methode’. ‘De methode voor de verzorging van het leven’ dus. Niet echt verwonderlijk, want het streven naar een zo hoog mogelijke levenskwaliteit is nog altijd een stokpaardje van de Chinezen. De allereerste chirurg was overigens ook een Chinees: Hua To. Die man had een zeer bewogen leven en is uiteindelijk in de gevangenis gestorven, omdat hij de keizer wilde opereren en die dacht op zijn beurt dat hij hem wilde liquideren. Hua To stelde anaesthetica samen op basis van kruiden en was ook de uitvinder van de vijf dierenbewegingen die vandaag nog altijd gebruikt worden in tai chi en chi kung of qi gong: tijger, kraanvogel, draak, slang en panter. De bedoeling was andermaal dezelfde: door het uitvoeren van die bewegingen zo gezond mogelijk te blijven, maar altijd zonder de spieren te overbelasten. Een belangrijk verschil met de aanpak in het Westen: bij de Chinezen ligt de focus van oudsher op het kweken van lange spieren, terwijl wij westerlingen altijd maar korte spieren willen kweken. Maar door die lange spieren zijn Chinezen veel soepeler en veel elastischer.
Maar goed, de meest plausibele hypothese over het ontstaan van acupunctuur is dat de bewoners van Noord-China ooit zijn begonnen met stukjes bot en steen op bepaalde punten van het lichaam te duwen en erin te prikken, en dat doorheen de eeuwen op die manier op empirische wijze het acupunctuursysteem werd ontwikkeld. Pas nadien kwam men op het idee om naalden te gebruiken. Er is overigens een enorm verschil in naalden. Japanse, Koreaanse, Noord-Chinese, Zuid-Chinese en Vietnamese: ze verschillen allemaal in lengte en dikte en vergen een verschillende techniek. Zelf gebruik ik ultradunne Chinese naalden, type 016, om alle mogelijke beschadigingen van weefsel en complicaties te vermijden. “
Hoe gaat een acupunctuurbehandeling precies in zijn werk?           
“Vanaf het moment dat de patiënt binnenkomt, wordt hij door mij geobserveerd. Ik kijk meteen naar de ogen, het gezicht, de staat van de tong en hoe iemand zich beweegt. Vaak palpeer ik ook bepaalde lichaamsdelen, bij voorkeur het abdomen, omdat dat het grootste gedeelte van ons lichaam reflecteert. Je moet weten: in de Chinese traditie wordt de mens gezien als een microkosmos in de macrokosmos, waarbij de navel wordt beschouwd als de pool, en de verschillende acupunctuurpunten namen van sterren dragen. 
Normaliter voelen we ook altijd de pols: daar kunnen we de energetische flux van de zes ingewanden en zes organen voelen en bepalen hoe die er aan toe zijn. Let wel: de flux op dàt ogenblik, want de energie is natuurlijk niet statisch. Op dit moment is het winter. Wel, volgens de Traditionele Chinese Geneeswijzen moet je de patiënt al beginnen te behandelen voor het seizoen dat komt, de lente. Omdat de lente het seizoen is van lever en galblaas, zou je die nu al preventief moeten aanpakken, zodat ze in de lente optimaal functioneren. 
Dat heeft allemaal te maken met de theorie van de Vijf Bewegingen of Elementen: hout, vuur, aarde, metaal en water. Volgens die filosofie is alles in beweging en heeft ieder orgaan zijn specifieke eigenschappen. Bij de nieren hoort bijvoorbeeld de psychische component wilskracht en angst. De lever is verbonden met woede. De longen met zorgelijkheid. 

In het Westen vindt men die visie te esoterisch. Maar als je in China op restaurant gaat, kan het gebeuren dat er een traditionele kruidenspecialist zit die je pols voelt en je energetische beeld schetst. En je vervolgens een menu voorschrijft, in functie van hoe er dat moment aan toe bent. De theorie van de Vijf Bewegingen is dé Chinese methode om alles te kunnen plaatsen en catalogeren, hoewel ze ondergeschikt blijft aan de grote principes van yin en yang, waaraan het hele Chinese denken is opgehangen. “
Ik ben hier ooit strompelend als een oude man binnengekomen, met een geblokkeerde onderrug. Na enkele behandelingen was ik weer als nieuw. Het was, en ik wik mijn woorden, haast miraculeus.               

(lacht) “In jouw geval ging het om een kou en een stagnatie. Bij een geblokkeerde onderrug moeten we kijken naar het beenderstelsel, de spieren en pezen, en ook naar de bloedsomloop. Om te beginnen heb ik toen je niermeridiaan behandeld, want die beheerst je beenderstelsel en je zenuwstelsel. En de levermeridiaan, omdat die de pezen en het bloed beheerst; en je galblaasmeridiaan, omdat die alles in beweging zet en versnelt, want het ging om een ernstige energieblokkade.                            
Tot slot heb ik ook de zogenaamde driewarmer-meridiaan behandeld, omdat die er door zijn warmte voor zorgt dat alles stroomt. Op die manier ben ik erin geslaagd die blokkade ongedaan te maken. In de rug zelf steek ik bij een rugprobleem geen naalden. Mensen vinden dat soms vreemd, maar wij proberen lineair te denken en behandelen liefst punten die zo ver mogelijk van de aangetaste zone liggen. Door daar de blokkades op te heffen, gaat de energie terug stromen en lost het probleem zich vanzelf op. Zoals je hebt ondervonden is het cruciaal om daarna goed na te behandelen met de moxatherapie, opdat de energie blìjft stromen en niet alles opnieuw dichtslibt. Westers gezegd: door de warmtetherapie trek je extra bloed naar die sedimenten en verdwijnen de verkrampingen.“
Hoeveel meridianen en acupressuurpunten zijn er?                                

“Er zijn twaalf hoofdmeridianen, zoals er twaalf maanden in een jaar zijn, en er zijn 365 traditionele acupunctuurpunten, evenveel als er dagen zijn. Natuurlijk zijn er nog veel meer, want alleen in het menselijke oor zitten er al meer dan honderd punten. En doorheen de geschiedenis zijn er nog regelmatig nieuwe punten bijgekomen. Meestal steek ik acht naalden op acht acupunctuurpunten, die ik een halfuur laat zitten. In principe zie ik de patiënt een keer per week, en daarna net zolang tot het probleem is opgelost. De Japanners laten de naalden niet steken, maar prikken de punten aan en halen ze er meteen weer uit. Ik maak soms ook gebruik van zogenaamde hi nai shin, mini-naalden van drie millimeter die onderhuids worden ingebracht en vastgekleefd. Die kan ik tot zes weken laten zitten.” 
Hoe krijg je al die punten in godsnaam in je hoofd?                         
“Simpel: die moet je tijdens je opleiding gewoon memoriseren. Vroeger gebruikten de Chinese leermeesters bronzen proefpoppen, met gaatjes op de plaats van de acupunctuurpunten. Tijdens de examens smeerden ze die dicht met was en moest je die blind kunnen aanprikken. Eén fout en je was gebuisd. (lacht) Maar een Chinees heeft doorgaans niet zoveel moeite om die punten te memoriseren. Gemiddeld moet hij al vijfduizend Chinese karakters kennen om te kunnen lezen en schrijven, en de Chinese cultuur is van oudsher een orale traditie. Ik heb les gekregen van professor Leung Kok Yuen, die de elfde generatie vertegenwoordigde in een familie van artsen en al zijn kennis gedurende achttien jaar via zijn vader en grootvader had doorgekregen. Mondeling overgeleverd, dus zonder papier of cursussen. In China werd daarom alles gememoriseerd via gedichten, die altijd betrekking hadden op één bepaalde meridiaan.”
Ons lichaam houdt allerlei informatie vast. Hoe kijkt u daar vanuit uw achtergrond tegenaan?                                                                                
“In de Traditionele Chinese Geneeskunde zijn er dus vijf organen verantwoordelijk voor je gevoels- en psycho-emotionele leven. 
Ten eerste: het hart, waar de shen, de zetel, resideert. Het hoofdgeheugen zit ook in het hart, omdat het hart ‘de aanstuurder’ is. Die aanduidingen komen uit de terminologie van het oude Chinese keizerrijk en die shen is zogezegd het ‘keizerlijk hof’. Ook het bewustzijn wordt gekoppeld aan het hartorgaan. 
Ten tweede: de milt, daar zit de yi, de overpeinzing of de reflectie. De milt is tevens de generator van je spijsvertering, en verdeelt de energie doorheen ons lichaam. De overtuiging is ook dat je emoties daar opgeslagen zitten en eerst verwerkt moeten worden, en pas daarna van daaruit doorheen het lichaam verdeeld worden. 

Drie: de nieren. Daar zit de yuan qi, je voorouderlijke qi (NB: ‘qi’ wordt soms ook ‘ch’i’ genoemd, red.), opgeslagen. In de Chinese traditie zijn de nieren veel belangrijker dan het hart, omdat er naast die voorouderlijke energie ook je wilskracht en je drive opgeslagen zitten. 

Die drie organen zijn bewustzijnsgebonden segmenten. Daarnaast heb je er nog twee die niet rechtstreeks aan het hart gekoppeld zijn. De lever, de opslagplaats van de zogenaamde 'hun' – woede, vreugde, alle opstijgende emotie. En de longen, opslagplaats van de po, verbonden met o.a. onzekerheid, achterdocht, wantrouwen. Dat zijn de vijf basisgegevens in de traditionele Chinese geneeskundige traditie. 

De hersenen zijn in dit opzet ondergeschikt aan de nieren, die naast de hersenen ook het beendermerg, de benen, een stuk van je gehoor en de wilskracht sturen.”



In het Westen gaan we ervan uit dat ons geheugen enkel in ons brein zit.

“We denken dat omdat we alles analytisch, reductionistisch en gesegmenteerd zien. In de Chinese zienswijze bekijken we de dingen macrokosmisch en holistisch: alles is met elkaar verbonden, en we gaan er vanuit dat al onze gegevens overal in ons lichaam opgeslagen zitten. Ons geheugen zit dus ook in onze cellen. 

Finaal zijn wij als mens het resultaat van twee kleine cellen, een eicel en een spermacel, heel ons lichaam weet dus altijd alles. Er is nu een nieuwe techniek in de Chinese geneeskunde, die weliswaar niets meer met de oude traditie te maken heeft, die de ECIWO (Embryo Containing all Information of the Whole Organism) wordt genoemd. Daarbij gaat men bijvoorbeeld door aan een bepaald beentje in je hand te voelen, bepalen welke pijnen zich voordoen of welke ziekte je hebt - precies omdat men ervan uitgaat dat dat allemaal samenhangt.  

Uit een aantal onderzoeken (o.a. beschreven in de boeken van de Amerikaanse klinisch neuropsycholoog Paul Pearsall , red.) is ook gebleken dat bepaalde mensen die een harttransplantatie hebben ondergaan eigenschappen en zelfs herinneringen overnemen van de donor. Ze blijken plots dol op parachutespringen terwijl ze vroeger net heel angstig waren. Of zijn gepassioneerd door klassieke muziek of metal, terwijl ze vroeger een afkeer hadden van die muziek. 

Dat geldt overigens voor orgaantransplantaties in het algemeen. In het Westen bekijken we het menselijke lichaam nog steeds analytisch, als een magazijn vol wisselstukken die vervangen kunnen worden. In China werd er van oudsher zo weinig mogelijk geopereerd. Het opzet was zo gezond mogelijk te leven en je gezondheid zo lang mogelijk in stand te houden. En: als het leven niet meer levenswaardig was, ging je gewoon dood. Dat is ook heel normaal, want in de Chinese zienswijze komen we met een bepaalde hoeveelheid gunstige yuan qi, voorouderlijke energie, op de wereld. En die bepaalt voor een groot deel hoelang we leven en hoe kwalitatief dat leven qua gezondheid zal zijn. Uiteraard hebben de milieu-omstandigheden en de plek waar je geboren wordt ook een invloed. Als je de pech hebt in Syrië of Irak te zijn geboren, kan je zoveel gunstige yuan qi hebben als je wil, maar als je land in oorlog is en je wordt gebombardeerd, heb je daar niet veel aan. 
Maar los daarvan heb je na de geboorte je volgens de traditionele Chinese geneeskunde je gezondheid dus voor een belangrijk stuk zelf in de hand. De omgevingsfactoren - gezonde voeding, luchtkwaliteit - zijn daarbij van tel, maar ook de psyche is uiterst belangrijk. 

Cruciaal is je leven zo optimistisch mogelijk te bekijken en te leiden, want een optimist leeft langer dan een pessimist. Ook omdat onze lever op die manier goed werkt, want de yang-beweging gaat meer naar buiten. Terwijl de pessimist met z’n po zit te sukkelen, en alles nog meer naar beneden duwt - in de ‘yin’ zeg maar, en hij heeft al een yin-figuur – en letterlijk en figuurlijk een ‘binnenvetter’ is.”

Hebben we al westerlingen genoeg aandacht voor ons lichaam?

“Helaas niet. Omdat we elke binding met de natuur verloren zijn. We laten ons ook te veel opjagen door het hypermaterialisme. Door enkel oog te hebben voor geld en carrière veronachtzamen we de signalen van ons lichaam en helpen we het om zeep. Als ik geen zin heb om te eten, eet ik niet. Dat dwangmatige drie keer per dag eten, ook al heb je geen trek, is nergens voor nodig. Je zou ook 2,5 liter water per dag moeten drinken. Onzin, en pure marketing. Drinken moet je enkel als je dorst hebt. 

Of nog: overal lees je dat het aantal diabetici de laatste jaren alarmerend is toegenomen. Maar hoe komt dat? Onze dagelijkse voeding is vooraf al zo gemanipuleerd en verpest door de toevoeging van suikers - zelfs in gewone kaas zit suiker tegenwoordig - en mensen weten zelf niet meer wat er in hun eten zit. Door dat gebrek aan aandacht voor gezonde en evenwichtige voeding maken we onszelf ziek, met dank aan het macro-economische industriële complex. 

Maar het kan ook anders. In China staan de mensen - jong of oud, dat maakt niet uit - ’s morgens op en en om halfzeven staan ze op straat of in het park tai qi of qi gong te doen. Ze zijn dus ‘in beweging’ en actief met hun gezondheid bezig. Ook yang sheng fa, ‘de methode om het leven te voeden’, de methode tot het behouden van het gezonde leven dus, is bij hen ingebouwd. Hun voedingspatroon en gewone dagelijkse eten is daarop afgestemd. Bij ons is de houding van de meeste mensen toch veeleer: ik ben ziek, ik ga op je tafel liggen en genees mij nu maar. De verantwoordelijkheid voor onze gezondheid wordt doorgeschoven naar een ander. Alles is passief geworden. Nu: één medicatie die werkt voor élke zieke, dat gaat ook niet op volgens de Chinese zienswijze. In functie van onze persoonlijkheid en onze fysiologische toestand reageren we allemaal anders op een bepaald medicijn en hebben we dus nood aan een specifieke ondersteuning. Daar wordt in het Westen geen rekening mee gehouden, want op die manier kan je produkten niet vermarkten en geld verdienen. 

In de Chinese zienswijze zou je een patiënt die chronisch ziek is elke dag moeten zien en aangepaste kruiden geven, want zijn ziektesymptomen veranderen en evolueren. In China geven ze je bij een behandeling overigens ook Chinese gedichten mee, die je kan gebruiken als een soort van meditatie. Bij kanker wordt er bijvoorbeeld ook veel aan qi gong gedaan, om je te verplichten bewust met je ziekte bezig te zijn. Zelf probeer ik er mijn patiënten altijd op te wijzen wanneer en hoe ze hun gedrag moeten aanpassen, om hun welzijn en gezondheid te verbeteren. Als therapeut reik ik dingen aan en probeer ik te helpen. Maar uiteraard hangt het van de patiënt zelf af wat hij of zij daarmee doet. Ik zeg altijd: ofwel beklaag je jezelf, en ben je een ‘po’. Ofwel zeg je: ik ga er iets aan doen, ik ga ervoor vechten. Dan ben je een ‘hun’.”

Kunt u enkele voorbeelden geven van mensen die u behandeld heeft en met welk effect? 

“Op een bepaald moment had ik een patiënt op m’n tafel liggen. Ik voelde haar pols en zei: mevrouw, je longen, dat kon merkelijk beter. Die dame kreeg plots een huilaanval. Wat was er gebeurd? Haar zuster was drie maanden eerder overleden aan longkanker. Als ik zo iemands pols voel, voel ik meteen ‘long’. Dat gaat niet altijd louter over het fysieke orgaan, maar ook over alle emotionele en psychologische niveaus die ermee samenhangen. Ik had ook ooit een patiënte bij wie er in de familie suicidale neigingen voorkwamen. Aan de hand van het bekijken van iemands ogen kan ik doorgaans 50 tot 60 procent van mijn analyse stellen. Als ik haar ogen bekeek, zag ik de angst, de onzekerheid en de onderdrukte woede. Die emoties hangen dus samen met de longen, en om ze te behandelen stimuleer ik via de acupunctuur en de moxatherapie de zogenaamde houtbeweging of het element hout, wat het tegenovergestelde van metaal. Ik geef de patiënt dan meestal ook aangepaste kruiden mee om die houtbeweging te stimuleren. Het metaal ‘vernietigt’ namelijk het hout, en dus moet je het element hout sterker maken. 

Uiteindelijk heeft het altijd te maken met balans. Stel je voor dat jij 95 miljoen euro wint met de Lotto. Dan zou je wellicht extreem gelukkig worden, dus dan moet ik jou bij wijze van tegengewicht een beetje ‘angstig maken’ door de nieren wat aan te drijven, zodat je niet té euforisch wordt. Anders zou je misschien een hartinfarct of hersenbloeding kunnen krijgen. En dan zit je daar met al dat geld. (lacht)

Ooit heb ik iemand geholpen die al tien dagen met de hik zat opgescheept en in het ziekenhuis was opgenomen. De schoonzoon van die man was een neus-, keel-en oorarts, maar het probleem raakte maar niet opgelost. Ze waren ten einde raad, want die man zijn diafragma bleef maar schokken. Ik heb toen twee naalden op de juiste acupunctuurpunten gestoken en die man heeft nooit nog de hik gehad. 

Een andere keer was er iemand die na een appendixoperatie een zware infectie had opgelopen. Medicatie hielp niet en de tijd drong, want het was een gevaarlijke infectie. Twee dagen lang heb ik om de twee uur moxatherapie toegepast op bepaalde punten en de infectie was verdwenen. 

In totaal heb ik meer dan 700 chirurgische interventies gedaan met mijn naalden, veelal in tandartsenpraktijken, maar ook op vraag van chirurgen en oncologen. Ik was ook de eerste acupuncturist in de Benelux die een hysterectomie, een volledige verwijdering van baarmoeder en eierstokken, heeft begeleid. Met vier acupunctuurnaaldjes. De dame was een patiënt van me en kon geen narcose verdragen, maar door de naalden konden de artsen in het Nederlandse hospitaal de operatie toch uitvoeren. In Antwerpen werkte ik vaak samen met Dr. J. D (de initialen worden gebruikt op vraag van de geïnterviewde, red.), een anesthesist. Hij zei altijd: ‘Jos, ik snap niet wat je precies doet. Maar het werkt, dus is het voor mij oké.’

Ik heb hier ook een heleboel geriatrische patiënten. Die laten zich om de zoveel tijd door mij behandelen, o.a. voor prostaatproblemen, om zich beter te voelen zonder de hulp van medicijnen en pillen. De Chinezen behandelen prostaatproblemen al honderden jaren met Chinese kruidentherapie. Eenmaal er een anatomische misvorming is, kan ik met acupunctuur niet veel meer doen. Maar met een Chinese kruidencocktail kan de nood niet alleen worden gelenigd, maar kan de prostaat zelfs terug worden verkleind. Zo’n cocktail bestaat uit minstens drie en maximaal 32 kruiden, en heeft altijd een keizer, een minister, een ambtenaar, een koerier en een wegbereider. 

De paradox is dat het kruid dat in de ene mengeling een ‘keizer’ is in een andere mix een ‘ambtenaar’ kan zijn. Alles hangt af van de onderlinge combinatie. Bij ons is ginseng erg bekend, het wordt hier zo’n beetje beschouwd als hét wonderkruid. Maar in de Traditionele Chinese Geneeskunde wordt er nooit met slechts één enkel kruid gewerkt. Een kruid kan, geheel volgens de theorie van de Vijf Bewegingen of Elementen, namelijk verwarmend of afkoelend zijn, opstijgend of dalend, of samentrekkend of ontspannend. Die eigenschappen moet je allemaal goed kennen, want sommige kruiden mag je niet samen gebruiken. Gember is ook een bekend voorbeeld. Je kan het gedroogd, verbrand of gefermenteerd gebruiken, met telkens een ander effect tot gevolg.

Weet je, tijdens de Lange Mars hebben Mao en zijn medestanders de ontberingen in de wildernis van de binnenlanden enkel kunnen overleven door de acupunctuur en kruidenkennis van de bommakes en de opa’s die ze bij zich hadden, voor wie de oude traditie nog parate kennis was. Dat is meteen een van de belangrijkste redenen waarom de Traditionele Chinese Geneeskunde konden, of liever: mochten, overleven onder het communistische regime.”
Opmerkelijk: bij ons zijn die kruidenvrouwtjes met hun oude kennis destijds verketterd als heksen, en werden hun therapieën gemarginaliseerd en geridiculiseerd. In China is die oude traditie verworden tot een nationale discipline die door iedereen wordt erkend en geprezen.                                                                                                
“De belangrijkste reden is dat de Chinese cultuur van oorsprong een open, non-repressieve cultuur is. De Chinezen waren eerst taoïsten, dan is Confucius gekomen en daarna de boeddhisten, en dat allemaal zonder problemen! De enigen met wie ze last hebben gehad, waren de katholieke missionarissen omdat die zoals overal elders in de wereld hun geloof wilden opdringen en kwamen om te bekeren. Dat paste natuurlijk niet bij de Chinese levensinstelling. De Chinezen zijn in principe tolerante mensen, maar je moet niet proberen je boven hen te stellen, want dat pikken ze niet.”


U vertelde hierboven over hoe u een patiënt met suicidale neigingen hebt geholpen, in wiens familie er bovendien ook een voorgeschiedenis was van suicide. In het Westen zouden we al snel zeggen: het zit in de genen, we kunnen er niets aan veranderen. U zegt het tegenovergestelde.                                                                                     
“Ja. Je hebt natuurlijk je genetische erfenis, maar we kunnen er wel degelijk zelf invloed op uitoefenen. Niet alles is gedetermineerd en gelukkig maar. Want anders zou dat betekenen dat we zò geconditioneerd zijn dat we het patroon nooit kunnen doorbreken en we in 50.000 jaar als mensen niet veranderd zijn. 
Mijn twee grootvaders zijn allebei overleden ten gevolge van longaandoeningen: de ene aan tbc, de andere aan longkanker. Ik ben dus ook erfelijk belast, maar ik heb bewust nooit gerookt en ook stellig rokerige milieus gemeden – ook al omdat ik altijd veel aan sport heb gedaan. Vandaag let ik er nog steeds op, maar het blijft een zwak punt: afgelopen voorjaar had ik nog last van mijn longen. Ik weet dat, maar als ik het weet, kan ik er ook aan werken. Ons DNA, dat zijn bepaalde trapvormige intercellulaire structuren, maar het is aan ons om er zo goed mogelijk mee te leven en er mee om te gaan.

Weet je: als een taoïstische man en vrouw vroeger huwden en een kind gingen verwekken, begonnen ze er al een jaar op voorhand naar toe te leven. De vrouw hield zich alleen nog met intelligente en verheffende zaken bezig en ze zorgden er allebei voor dat er zo weinig mogelijk emotionele ballast aanwezig was, om die baby zo zuiver mogelijk te ontvangen. De redenering was: je werkt aan de toekomst en je moet die zo maximaal mogelijk respecteren, door je baby zowel somatisch als psychisch in de beste omstandigheden te ontvangen.”

Het woord ‘energiebanen’ vermijdt u liever. Waarom?

“Ik gebruik liever ‘stroomzones’, ‘beïnvloedingszones’ of ‘stroomvelden’. In de zienswijze van traditionele Chinese Traditionele Geneeskunde staan we als mens als een vector tussen de kosmos en de aarde, en alles stroomt daar door, bij voorkeur door die velden. In de Chinese geneeskunde heeft àlles namelijk energie. Een boom en de lucht hebben energie, maar ook je lever bijvoorbeeld. Alles is qi. Maar dat begrip vertaal ik liever als ‘levensuitstraling’ dan als ‘energie’. Of als ‘adem’. 

Het probleem is dat ‘qi’ in het Chinees 27 betekenissen heeft, en dat onze vertaling altijd ontoereikend is, ook al omdat ze gekleurd is door ons eigen westerse referentiekader. Dat komt ook door de ietwat gebrekkige vertalingen van Soulié de Morant destijds. Ook het woord ‘acupunctuur’ heeft daaronder geleden, want in het Chinees betekent ‘xue’ niet ‘punt’, maar ‘holte’.”

Hoe kan een energiebaan, sorry: stroomzone, geblokkeerd raken?

“In de eerste plaats emotioneel. In de tweede plaats door een xie qi, een perverse energie. Dat kan een indigestie of een shock zijn, dat is een interne xie qi. Daarnaast spelen ook de externe xie qi, de klimatologische factoren, maar die kunnen je alleen aanvallen als je zheng qi verzwakt is - wanneer je eigen weerstandschilden, en in de eerste plaats je yang-schilden verzwakt zijn. Dan stel je vast dat je, hop, plots een ferme bronchitis te pakken hebt met dikke slijmen. 

Ik werk altijd aan de hand van een anamnese (alles wat een patiënt in verband met de voorgeschiedenis en de relevante omstandigheden van zijn aandoening aan een zorgverlener kan vertellen, red.). Als ik die opmaak, kijk ik of de persoon in kwestie zich in een shi-toestand of xu-toestand bevindt, een toestand van volheid of leegte. Is er sprake van hitte of koude? Is het yang of yin (uitleg: zie kader hieronder, red.)? Er zijn verschillende parameters waar ik als therapeut rekening mee hou. Heeft die patiënt het graag warm of liever koud? Slaapt hij opgerold of uitgestrekt? Ik maak dus een persoonlijk profiel op, op basis van een momentane analyse, want we zijn voortdurend onderhevig aan verandering en in elk ziektebeeld is er sprake van evolutie. Let wel: volgens de traditionele Chinese zienswijze zouden we als we nooit zouden verzwakken ook niet ziek worden. Maar natuurlijk, als mens verzwakken we alleen al door louter te bestaan.”

Hoe maakt u een blokkade los als een stroomzone geblokkeerd is?

“Acupunctuur en moxatherapie, en soms ook kruidentherapie, worden door mij altijd samen toegepast. Moxa kan ook rechtstreeks op zout, gember, look of andere kruidenpreparaten worden toegepast. In dat geval worden die op de huid gelegd en wordt de hitte van de punt van de moxastift doorheen de schijf gember gestraald. Afhankelijk van de te behandelen kwaal wordt er een ander kruid gebruikt. 
Bij paralyses zullen we bijvoorbeeld eerder gember gebruiken, omdat dat een yangkruid is en omdat de specifieke yang-eigenschap van dat kruid, die nodig is om een paralyse te behandelen, door de hitte nog extra wordt versterkt.
Nog een voorbeeld: veel vrouwen krijgen borstkanker. Hoe komt dat? Omdat ze hun emoties niet kunnen loslaten, en die zitten ter hoogte van de longen. Dan moet je dus kijken welke de primair affecterende factor is geweest. Meestal is dat iets emotioneels. In dit geval is de primair affecterende factor predominant ‘po’ en dan zal ik via de acupunctuur, de moxatherapie en eventueel aangepaste kruiden het tegenovergestelde van de ‘po’, - de ‘hun’ - in beweging zetten en proberen hun nieren, waarin ook de wilskracht opgeslagen zit, aan te voeren, zodat ze zichzelf in gang zetten. De nieren behandel ik sowieso altijd, omdat de meeste mensen vandaag te weinig wilskracht hebben, vooral doordat ze verkeerd eten en leven. 

Zelf ben ik nu 76. Ik heb in mijn hele leven nog nooit antiobiotica, antigrippine of een antidepressivum genomen en heb nog nooit cortisone in m’n lijf gehad. Ik behandel thuis bijna elke dag preventief zes tot acht moxapunten. Naast je positieve instelling, tai chi -en qi gong-oefeningen en gepaste voeding, doe je dat best dagelijks, om jezelf zo gezond mogelijk te houden en ervoor te zorgen dat je levensstroom blijft lopen. 
Om die reden loop ik ook zoveel mogelijk op m’n blote voeten, als het buiten niet kan wegens te koud doe ik het sowieso in huis.”

Tot slot: is er naar uw aanvoelen een toenadering tussen de oosterse en westerse benadering  aan de gang?

“Er is nog een weg af te leggen, maar er is toch een kentering bezig. 
Toen ik in de jaren 60 begon, dacht iedereen dat ik gek was. Ik stak mensen vol naalden en raadde hen aan om thuis nog na te behandelen met een stift die leek op een stinkende sigaar! (lacht

Ik liep zelfs het gevaar om in de gevangenis te belanden om wat ik deed. Vandaag zijn er artsen die mensen naar mij doorsturen. Op het ogenblik heb ik een paar oncologen die me, sporadisch weliswaar, patiënten sturen om hen te begeleiden bij de nefaste gevolgen van radio-en chemotherapie. Die mensen behandel ik vooral met moxatherapie; ik stimuleer hun nieren, lever, milt en longen om een zo goed mogelijke tonus op te wekken.

Er is ook een vrouwelijke dierenarts die ik een beetje mee heb opgeleid en die in haar praktijk alle honden en katten succesvol behandeld met acupunctuur. Je kan toch moeilijk beweren dat die dieren daarmee geholpen worden, enkel en alleen omdat ze in ‘geloven’ in acupunctuur. 
Er zijn ook chirurgen die na een operatie tegen patiënten van me zeggen: wij kunnen je niet meer verder helpen, maar je voelt je goed met je acupunctuurbehandeling, dus blijf ze toch maar volgen. Onlangs zag ik ook een boekje van artsen voor kankerpatiënten waarin werd gezegd dat acupunctuur gebruikt mocht worden om ‘de pijnen tegen te gaan’. 

Nu, die verdere toenadering zal er hoe dan ook komen. Want ook vanuit het publiek ontstaat er bottom up een tegenstroom. Van oudsher verdedigt het establishment zich en sluit zich op in haar fort. Maar het bewustzijn van de gewone mens wordt groter, mensen zijn mondiger geworden en beter geïnformeerd. Voor een groot stuk dankzij het internet, al is dat niet altijd een zegen. Als ik zie van waar we komen, sta ik er nog steeds van te kijken hoe ver we gesprongen zijn. 

Vandaag wordt de Traditionele Chinese Geneeskunde in China aan elke universiteit onderwezen, met een vast curriculum. ‘De Nieuwe Geneeskunde’ noemen ze het nu, waarbij ze de westerse geneeskunde en de traditionele Chinese geneeswijzen combineren. De kandidaturen bieden een algemene vorming en daarna kunnen de studenten definitief een richting kiezen en zich verder specialiseren. Maar het mooie en inspirerende is dat beide tradities elkaar respecteren en met elkaar blijven praten. 

Tegelijkertijd doet men in China nu ook bijzonder veel onderzoek om tegemoet te komen aan de westerse smaak en om de werkzaamheid van de Traditionele Chinese Geneeskunde te bewijzen volgens de westerse wetenschappelijke methode. Maar eerlijk gezegd: iets dat al 3000 jaar gebruikt wordt in het grootste laboratorium op aarde, moet daar nog evidence based medicine aan te pas komen? Alleen vandaag al zullen er in China minstens 1 miljoen acupunctuurbehandelingen worden uitgevoerd en evenveel mensen worden geholpen. Dat kan je toch evidence based noemen, nietwaar?” (lacht)



(kader)

OVER YIN & YANG

“De theorie van de Vijf Bewegingen is de methode om in de Traditionele Chinese Geneeskunde alles te kunnen plaatsen en catalogeren, hoewel ze ondergeschikt blijft aan de grote principes van yin en yang, waaraan het hele Chinese denken is opgehangen. Volgens de Chinese denkwijze is het eerste begrip de Tai Ji, het oerprincipe of Het Grote Ene, dat zich manifesteert als de oerenergie Yuan Qi van de kosmos. 

Die bestaat uit twee componenten: enerzijds het ontvankelijke, vrouwelijke en materie vormgevende yin, en het formerende, mannelijke en energetische yang anderzijds. In de acupunctuur gebruiken we zes verschillende gradaties van yin en yang, van buiten naar binnen, om een bepaald gebied of ziektebeeld te schetsen in zijn yin- of yang-aspecten. 

Op elke levensfase van de mens wordt ook een yin- of yang-aspect gekleefd. Het komt er dan op aan, geheel in de traditie van de yang sheng fa (zie hierboven, red.), om je levensstijl, voeding en emoties zo af te stemmen dat je zo lang mogelijk een zo kwalitatief mogelijk leven kunt leiden.

Yin en yang kunnen niet zonder elkaar bestaan, zijn altijd in beweging en zijn terug te vinden in alle natuurlijke fenomenen, dus ook in de mens. Bovendien komen groei, ontwikkeling en evolutie van alle dingen tot stand door de eenwording van deze twee. Heel het Chinese denken, de ‘tao’ of de ‘weg’ van de taoisten, is hierop gebaseerd. Overigens staan alle ‘do’s’ als achtervoegsel bij Japanse gevechtssporten als ju-do, aki-do en ken-do voor hetzelfde als de ‘tao’ bij de Chinezen: een hoofd op een paard dat over de weg wandelt en op die manier alles verkent en leert. Het is hetzelfde karakter, alleen wordt het anders uitgesproken.”